Tijdens de laatste raadsvergadering is er stevig gedebatteerd over het onderzoek naar het participatiebeleid. Ons raadlid Rudi Weima had grote bedenkingen bij het ingediende amendement en vragen van de oppositie.
Onderzoek.
Het doel van het onderzoek naar het functioneren van de participatie beleid is om te zorgen dat de mensen die afhankelijk zijn, beter geholpen gaan worden. Alle stappen in het onderzoek zijn daaraan dienend.
In het onderzoek zijn er vijf beslismomenten geweest:
- Raadsonderzoek of enquete
- onderzoeksopzet
- keuze onderzoeksbureau
- betrokkenheid college
- beoordelen reacties colleges
Bij de eerste vraag is de oppositie meegegaan met de coalitie en is gekozen voor een raadsenquete. Bij de vragen twee drie en vier is de coalitie meegegaan met de oppositie. Dus sommige onderzoeksvragen zijn niet opgenomen bijvoorbeeld naar verdringing. Er is gekozen voor een duurder bureau dan waar de coalitie voor koos daarom vind ik het een beetje vreemd dat ze nu ineens zo kostenbewust zijn. En ook de wijze waarop het college zijn inbreng kon geven is gegaan op de wijze zoals de oppositie dat wilde. Bij het vijfde punt werd het woord machtspolitiek op tafel gelegd wat een ongewenste druk en spanning creerde. Deze vorm van chantage door de oppositie dient geen enkel doel en helpt zeker niet de mensen die afhankelijk zijn.
Amendement.
De argumentatie bij het amendement toont weinig kracht en inhoud. Verwijzen naar andere beleidsterreinen, is geen overtuigend argument. De kosten van het onderzoek wordt mede bepaald door de inhoudelijkheid en diepte van het onderzoek. Goedkoper had gekund, maar het belangrijkste is dat de resultaten afgezet kunnen worden tegenover vergelijkend materiaal, om zo tot een beter perspectief en oordeel te komen.
Bij dergelijke vergelijkingen, benchmarks, zal er altijd licht zijn tussen beleid en uitvoering. De indruk van GroenLinks is, dat dit de opzet is van de oppositie. Bij verschillen levert dit dan munitie op om de wethouder aan te spreken of zelfs een motie van wantrouwen in te dienen. Dat kan en mag nooit de bedoeling zijn van onderzoek.
Om werkelijk beleid te kunnen verbeteren moet je vergelijken met andere gemeenten. Ook in de pers zijn al staatjes verschenen waarin gemeenten met elkaar vergeleken werden. Maar journalisten zijn geen wetenschappelijk onderzoekers dus moet je voorzichtig zijn dat geen appels en peren vergeleken worden. De resultaten van dit onderzoek moeten vergeleken worden met andere gemeenten want bijvoorbeeld een correcte afhandeling van 90% van de bezwaarschriften kan heel goed lijken maar als andere gemeenten 98% scoren valt het dus toch tegen terwijl een uitstroom percentage van 15% misschien niet zo goed lijkt maar als anderen gemiddeld op 5% zitten doen wij het niet zo slecht.
Ook is door benchmarken heel makkelijk te zien waar wij gemakkelijk ons kunnen verbeteren door onderdelen van andere gemeenten af te kijken waar die duidelijk beter scoren. En dat is zoals ik in begin al zei mijn enige doel het verbeteren van het beleid voor al die mensen waar het hier om gaat.
Namens GroenLinks
Rudie Weima